maandag 28 juni 2010

Het laatste examen


Drie jaar geleden ben ik met hen scheep gegaan, al kregen ze maar twee uur les van me in de week. Duits was niet hun lievelingsvak, als ze zoiets hadden. Bij momenten viel er met hen geen land te bezeilen. Ze hadden een spanningsboog van ten hoogste tien minuten. Slechts één keer was hij langer: toen ik hen enkele nieuwe woorden voor een quiz liet tekenen. Ze leken allemaal ADHD te hebben; alleen stond het niet op papier. Een paar keer had ik zin door het raam te springen. Het zou geen grote gevolgen hebben gehad: ze zaten gelijkvloers. Ik deed het toch maar niet. 'Je bent niet iemand die de deur dichtslaat', zei een jongere collega me onlangs. De waarheid hoor je van een ander.

In het 5e jaar hadden enkelen afgehaakt, sommigen waren blijven zitten, enkelen naar een andere school overgestapt. Wie over was gebleven, bleek na de vakantie – twee maanden die op hun leeftijd veel verschil maken – gerijpt. Dat ze voor Duits ook een seminarie-uur kregen, waarin ze veel zelf konden doen, ze jongerentaal leerden ('Was ist eine Tussi?'), een paar liedjes van Nina Hagen beluisterden ('TV ist 'ne Droge!') en – wat trof dat! – de hyperkinetische film Lola rennt verwerkten, maakte sommigen zowaar enthousiast voor de taal van de oosterburen.

Het laatste jaar viel er met hen prima te werken. Of het nu om Duitse geschiedenis in de 20e eeuw ging, het verschil tussen Ossis en Wessis, proza en poëzie van Goethe, Benn, Hölderlin en Kafka – eigenlijk was geen moeite hun te veel. Toen ze met gloed hun gedicht hadden voorgedragen (een laatste spreekproef) en bewezen hadden dat ze best een toets aankonden voor buitenlanders die aan een Duitse universiteit willen studeren, bleven er nog tien minuten over. Dat zou drie jaar geleden een schrikbeeld zijn geweest, maar nu kwam het voorstel om de resterende tijd in te vullen spontaan van hen: 'Kunnen we geen liedje zingen, meneer?'

Snel de eerste en de laatste strofe en het bijbehorende refrein van 'Die Moorsoldaten' op het bord geschreven. Uitgelegd dat het wel een soort marslied uit de oorlog is, maar niet militaristisch. Integendeel: een verzetslied van de dwangarbeiders die voor de nazi's in KZ Börgermoor in Noord-Duitsland heel de dag turf moesten steken en er elkaar moed mee inzongen.

Wohin auch das Auge blicket,
Moor und Heide nur ringsum.
Vogelsang uns nicht erquicket,

Eichen stehen kahl und krumm.

Wir sind die Moorsoldaten
Und ziehen mit dem Spaten
Ins Moor.

(...)

Doch für uns gibt es kein Klagen,
Ewig kann nicht Winter sein.
Einmal werden froh wir sagen:
Heimat, du bist wieder mein.

Dann ziehen wir Moorsoldaten
Nicht mehr mit dem Spaten
Ins Moor.
(2 x)

Twee keer voorzingen. Wie kan er nazingen? 'Nein, wir alle zusammen!' Het klonk nog wat aarzelend, maar overtuigd. Toen ging de bel. Ik had nog iets willen vertellen over 'das Prinzip Hoffnung' van Ernst Bloch of over het devies van Willem van Oranje 'Point n'est besoin d'espérer pour entreprendre ni de réussir pour persévérer'. Maar dat hoefden ze niet meer te horen, dat snapten ze zo ook wel – ze hadden het getoond.

Twee weken later was hun laatste examen, Duits. Om hun laatste stukje grammatica te toetsen – der Konjunktiv II – liet ik hen schrijven over wat ze zouden doen als ze uitvinder waren. Sommigen hielden het dicht bij huis. Een geneesmiddel om alles beter te onthouden (of een chip als een usb-stick, om in je hoofd te planten). Nooit meer black-outs, geen paniek meer voor een examen. Maar ze zagen ook het nadeel. We zouden allemaal even intelligent zijn en er zouden geen buitenbeentjes meer bestaan. S., met het profiel van een mannequin, zou een elektronische kleerhanger ontwerpen, die al de door haar te passen kleren verzamelt en de gekochte voor haar naar de kassa brengt.

Anderen keken verder. Ch. zou een elfenstof uitvinden, die alle kinderen gelukkig zou maken en oorlog, pijn, hongersnood uit de wereld zou helpen. De stof zou een misdadiger veranderen in een bloem of een vlinder. Het woord 'Schmetterling' was ze niet vergeten. C. dacht aan het eeuwige leven en net op tijd dat het te lang zou duren, dat het haar te oud zou maken en ze niet de eenzaamste mens op aarde zou willen zijn.

Een paar vullen onverwacht de witruimte onderaan op het laatste examenblad met iets persoonlijks, dank en een wens die de bescheidenheid verbiedt te citeren. Op de al erg lege speelplaats vraagt een jongen uit 5: 'Is het waar dat alle leraren Duits volgend jaar vertrekken?' (Wishful thinking?) 'Ik hou het nog wel een paar jaar vol', stel ik hem gerust (?). Een dag later, bij de deliberatie, blijkt de hele klas 6EMT-LMT geslaagd. Hun leven, het leven elders kan beginnen.

En ik moet weer denken aan enkele regels uit een van de Sonnetten van een leraar van Ida Gerhardt. 'Dit is mijn land. Ik zal niet meer verkassen: [...] Vergeef mij, God, mijn duizendvoudig falen. / Ik kon dit nimmer in mijn schema passen. // En rebelleerde. –Maar ik ben gezwicht: / Te sterk zag mij mijn werk in het gezicht. / Het is mijn prachtige, mijn hondse baan.' Op het eind van het schooljaar – en nee, niet vanwege de nakende lange vakantie – vooral prachtig.

dinsdag 22 juni 2010

Rail Time, Real Time






1.  In de stationshal van Turnhout prijkt hoog boven de mensenhoofden een prachtige klok. Je kijkt er met eerbied naar op. Ze toont, in 19e-eeuwse entourage, met sierlijke wijzers en Romeinse cijfers hoe laat het is. Ze houdt zelfs rekening met mensen die moeite hebben met 'ante meridiem' en 'post meridiem'. Als de wijzer op I staat en het is middag, vermeldt ze tegemoetkomend – in Arabische cijfers – '13 uur', enzovoort.

2.  De klok buiten op het stationstorentje is dubbelzinniger. Ze toont aan drie kanten de juiste tijd, behalve aan de kant van het perron. Daar zijn de wijzers verdwenen en zie je een lege witte wijzerplaat. Een voorafspiegeling van de eeuwigheid waarin tijd er niet meer toe doet? Te hoog gegrepen, vrees ik. Misschien gewoon een stille wenk dat je van nu af, treinreiziger, beter niet in 'real time', maar in 'Rail Time' kunt rekenen.

3.  Niet zo negatief: de trein naar Antwerpen vertrekt klokslag 10.22 uur. Zoals het hoort. (Inwendig moet je even grinniken om die rare Duitsers, stipter dan de paus, met hun spreuk 'Fünf Minuten vor der Zeit ist die wahre Pünktlichkeit.' Stel je voor dat treinen te vroeg zouden vertrekken. Maar treinen zijn geen bussen.)

4.  Als je weinig per trein reist, is zo'n log gevaarte waar vaart in komt, toch nog een beetje spectaculair. Minder dan een vliegtuig dat opstijgt en de zwaartekracht overwint, maar niettemin: de trein overwint de traagheid.

5.  Dat besef je pas goed als het gevaarte even later weer tot stilstand komt. 'Om voorrang te geven aan een trein uit de andere richting' zegt de luidspreker aan boord. (Voor lezers die wel België maar niet de Kempen kennen: er is anno 2010 nog steeds maar één spoor tussen Turnhout en Herentals.) De treinreiziger voelt zich heel wat geruster: de aansluiting met de trein naar Gent in Berchem – maar liefst drie minuten om over te stappen – daar hoeft hij zich geen zorgen meer om te maken. Die kan hij vergeten. Het scheelt een stuk stress.

6.  Of zou de machinist toch de verloren tijd kunnen herwinnen door extra snel te rijden? Afgezien van de veiligheid, lijkt me dat in deze tijden onwaarschijnlijk. Zeker kent de machinist, mee met zijn tijd als hij is, opnieuw Latijn: 'Festina lente' (haast je langzaam).

7.  De trein arriveert om 11.30 uur in Berchem. De gele affiches (zwart op geel, ja) bieden de keuze: over enkele minuten de stoptrein nemen, maar dan kom je later in Gent aan dan met de intercity van 11.56 uur. Tijd verliezen om tijd te winnen, dus. De keuze is snel gemaakt. Waarom zou je nu niet een hapje eten, dan hoef je dat in Gent niet meer te doen. Op dus naar Pan.. – nee, hier hoort geen reclame – laten we zeggen 'Panem et circenses' (brood en spelen).

Er volgt een aangename middag in Gent.

8.  Tijd om terug te keren. Trein naar Antwerpen 18:05 zegt het elektronische bord dat Rail Time heet. Geel op zwart, dat is duidelijk. Maar – nog is België niet verloren – in het rood staat erbij + 0H:08. Nu de 19e eeuw al meer dan honderd jaar achter ons ligt, kan zowat iedereen rekenen. De trein vertrekt dus om 18.13 uur. Een verleidelijke vrouwenstem probeert om 18.05 uur de niet-rekenaars even te misleiden: 'De trein naar Antwerpen heeft een kleine vijf minuten vertraging.' Wie nu glimlacht, kan zeker rekenen.

9.  Om een of andere reden, op den duur let je er niet meer zo op, is de trein te laat voor de aansluiting in Berchem-Antwerpen. Turnhout staat niet op de beeldschermen, maar de gele affiches stellen je gerust. Je zult je trein niet missen: het is acht over zeven, de volgende trein naar Turnhout vertrekt om tien voor acht. Hoe zegt men dat weer: een zee van tijd!

10. 'Hoe lang bent u nog open?', vraagt de weer hongerige treinreiziger aan de jongedame bij P., die intussen bijna alle broodjes, pizza's en koffiekoeken verkocht heeft en haar glazen toonbank al staat schoon te maken. 'Tot halfacht!' Een Veggie-Pizza kan nog net, gaat snel de microgolf in en komt er nog voor je elektronisch hebt betaald, warm uit. Plastieken bestek krijg je erbij. (Wat overigens, al is dat een ander verhaal, niet zo geschikt blijkt. Me concentrerend op het te buigzame mes, dat nauwelijks snijdt, aarzelend tussen nog harder drukken en het mes stukbreken of toch maar alles uit het vuistje eten, zie ik (te?) laat dat het vorkje niet alleen door druk en warmte gekromd is, maar inmiddels zelfs drie tanden mist. Twee vind ik er in de pizza terug, maar waar is de derde gebleven?)

11.  Ik versnel het verteltempo. De trein naar Turnhout vertrekt op tijd, rijdt na de stop in Herentals alleen eerst achteruit in plaats van vooruit, herpakt zich, maakt vaart en komt dan plots weer tot stilstand. Mag de trein uit Turnhout dit keer voor? De luidspreker doet er het zwijgen toe. Om twintig voor negen – real time – ter bestemming.








                              


12.  We leven in de best mogelijke aller werelden. Want er is geen andere.

zondag 13 juni 2010

donderdag 10 juni 2010

Rivier boom




Giuseppe Penone,  Albero Fiume (1987), tentoonstelling Nelle Mani - In de handen, tekeningen en sculpturen, De Pont, Tilburg (t/m 26 september 2010)

vrijdag 4 juni 2010

Tegen het licht

In de rubriek 'Opgeblonken' houdt De Standaard der Letteren 'recent heruitgegeven klassiekers tegen het licht en kijkt of ze hun glans van eeuwigheid eer aandoen'. Vandaag is Johann Wolfgang Goethes roman Affiniteiten aan de beurt.

1e zin: 'Een koppel nodigt een ander koppel uit op hun landgoed.' Spannend, maar de getrouwde Eduard en Charlotte nodigen respectievelijk een vriend van hem (de kapitein) en een nichtje van haar (Ottilie) uit die helemaal niet bij elkaar horen. Een mannetje, een vrouwtje, dat zal toch een koppel zijn, zeker?

2. 'dat hij [Goethe] het vaderschap mag opeisen van de Duitse romantiek leidt geen twijfel'. 'Leiden is lijden' zegt de spreuk. Het 'lijdt' geen twijfel.

3. 'de eerste lyrische gedichten van de achttiende eeuw – eeuwige favorieten als 'Wanderers Sturmlied' en 'Über alle Gipfeln'. Eeuwig is relatief. Correct luidt het beginvers 'Über allen Gipfeln', nog steeds met datief meervouds -n.

4. 'tot op heden beschouwen de Duitsers het ['classicisme'] als een nationale ramp.' Van veralgemening gesproken. Sommige Duitsers dwepen nog steeds met de Weimarer Klassik, andere niet, maar Alexandra De Vos weet wat 'de Duitsers' denken.

5. Goethe wordt 'de bezadigde classicus' genoemd en verder nog tweemaal de 'classicus'. Een beoefenaar van de klassieke filologie is hij nooit geweest. Een 'Klassiker' is een vertegenwoordiger van de klassieke periode in de Duitse literatuur. De juiste vertaling is 'de klassieke Goethe'. Vergelijk de derde en de vierde betekenis van 'klassiek' in Van Dale: 'zich aansluitend bij de geest van de schrijvers enz. uit de oudheid' en 'getuigende van een zielsrust en geestelijk evenwicht, gelijk de oudheid zich tot ideaal stelde'.

6. Zes keer wordt als oorspronkelijke titel Die Wahlverwandschaften aangehaald. Dat moet zes keer Die Wahlverwandtschaften zijn.

7. 'Naarmate de roman vordert, glijdt hij af in een Grieks drama.' Het figuurlijke 'afglijden' is een pejoratief woord. Staat het Griekse drama zedelijk of anderszins lager dan de roman? In de slotzin schrijft de recensente: 'Het is dat dubbele verlies, dat weemoedige pathos dat Die Wahlverwandschaften naar eenzame hoogten voert.' Wat is het nu: hoger, lager?

'Deze rubriek houdt recent heruitgegeven klassiekers tegen het licht en kijkt of ze hun glans van eeuwigheid eer aandoen.' Misschien is het goed vóór publicatie de eigen recensie tegen het licht te houden en te kijken of ze meer is dan een eendagsvlieg die (ik citeer Jeroen Brouwers) haar dag niet heeft.

Wat zegt u? Dat het allemaal zo nauw niet steekt? Dat u de mannelijke tegenhanger van Alexandra toch ook op de radio hoorde zeggen: 'Ik wou vooral realistische zaken de mensen voorspiegelen'? Ja, maar dat is een politicus.