maandag 31 mei 2010

Sprookje

                                       

Er was eens een man die vond dat de wereld er altijd grauw en grijs uitzag. Het verbaasde hem dat de anderen zich in die wereld best op hun gemak leken te voelen, en hem zelfs kleurrijk leken te vinden. Ze leefden duidelijk met plezier, maar dat deed hij slechts zelden. Tot hij op een dag merkte dat hij al die tijd een bril had gedragen met grijs gekleurde glazen. Hij liet de glazen door een brillenmaker onderzoeken en wat bleek? Het was gewoon grijs gekleurd glas, je kon er echt niet beter door zien, integendeel. Al die tijd had hij, zonder het zelf te weten, een bril gedragen die hij niet nodig had en die de kleuren van de wereld voor hem verdoezelde. Diezelfde dag nog nam de man de bril, vertrapte hem onder zijn voet en schopte de stukken ver weg. Opgelucht en met open ogen liep hij voortaan door de wereld. Misschien leeft hij nog en wellicht is hij zelfs gelukkig geworden.

woensdag 19 mei 2010

Beelden uit een schilderijententoonstelling

– Een schilderij als waarschuwing: plundering leidt nergens toe.
– Wie is die man op de voorgrond, zo haarscherp geschilderd, bijna gefotografeerd?
– Kijk, zijn naam staat erbij: Chéri Samba.
– Dat is toch de beroemdste van de generatie Congolese volksschilders?
– Mm, in dat inferno om hem heen blijkt hij de enige die sereen blijft.
– Je vergeet die huilende jonge man op zijn knieën links achter hem.
– Precies. Wat een levendig, kritisch realisme.
– Sociaal-realisme?
– Als die term nog niet verkeerd bezet was, dan zou hij hier van toepassing zijn. Maar je weet dat het sociaal-realisme in het Oostblok vals realistische, door de staat gewenste propagandakunst was.
– Zie je wat die plunderaar in battle-dress tegen Samba zegt: 'Tu n'as rien eu toi? Tu es vrai inapte toi!!'
– En Samba's reactie, in een tekstballon als in een strip: 'Je regrette beaucoup parce que vous ne savez pas le danger de ce que vous faites.'
– Een kunstenaar met een boodschap, waar zie je dat nog?
– Hier dus, au Congo!
– Vind je 't mooi?
– Dat lijkt me de verkeerde vraag. Vraag je zoiets bij Picasso's Guernica ook? Intrigerend vind ik het, de compositie best geslaagd en die kunstenaar als integere figuur te midden van een massa plunderaars, je moet er maar op komen.
– Doet me aan Ensor denken, die zich ook vaak als Christus presenteerde. Of aan de kruisdraging van Jeroen Bosch in Gent.
– 'Heer, vergeef het hen, want ze weten niet wat ze doen.'
– Het bijna naïef figuratieve boeit me. Het wordt hier weer aanvaardbaar, nadat het in de 20e-eeuwse kunst zolang in het verdomhoekje heeft gezeten.
– Waarom zeg je 'bijna' naïef?
– Tja, deze schilders lijken me niet van gisteren. Ze weten verdomd goed wat de problemen van hun land zijn. En ze brengen ze in beeld, ze duwen hun kijkers met de neus op de realiteit.
– In een stijl die iedereen begrijpt ...
– Je weet toch wat 'realistisch' betekent? Een schilderij dat lijkt op de weergave zoals we die van andere realistische afbeeldingen kennen.
– Met het probleem dat we tientallen wijzen van voorstelling kennen ... De ene heft de andere op.
– Zouden ze zich daar in Congo bewust van zijn? Misschien schuiven ze die westerse kunstproblematiek bewust opzij. Geen tijd voor fundamenteel schilderkunstig onderzoek. Er zijn andere katten te geselen.
– Ze willen óverkomen, denk ik. En dus orïënteren ze zich op de voorstellingswijzen die de meeste mensen kennen: het reclamebord, de strip. Soms zelfs opgesplist in opeenvolgende taferelen, zoals bij dit verhaal over Mobutu's fameuze en waardeloze biljet van 5 miljoen Zaïre. Leuk dat de tentoonstellingsmakers er zo'n biljet hebben bijgehangen. Van readymade gesproken ...
– Ja, en ik westerse kunstliefhebber maar vergelijken met Bosch en Picasso en Tuymans.
– Tuymans??
– Die heeft toch ook een aantal schilderijen over Congo geschilderd? Mwana Kitoko, onze frêle blanke Boudewijn op bezoek daar, en dat luipaardenvel op de grond?
– Raadselachtige, cryptische schilderijen, heel suggestief maar ook heel open, veelzinnig.
– Precies. Deze Congolezen schilderen veel meer rechttoe rechtaan.
– Grappige gedachte: dat men bij ons zo direct over de bankencrisis zou schilderen, of over BHV ...
– Dat laten wij aan de politieke cartoonisten over.
– Netjes opgeborgen in de krant. Onschadelijk gemaakt. Narrenvrijheid.
– Dit lijkt me meer kunst voor op straat of in gemeenschapshuizen. Als ze niet in Europese verzamelingen verdwijnt.
– Heb je die optocht aan de overkant gezien? Die steunbetoging tegen Aids?
– Je moet vooral het Franse opschrift op het spandoek lezen: 'Marche de soutien pour la campagne contre le Sida'.
– Vandaar dat vrouwen en mannen met beha's zwaaien! Geestig, die woordspeling. Tegelijk is het een schilderij met een overduidelijke boodschap, ideële reclame of beter anti-reclame.
– De teksten spreken boekdelen: niet alleen een waarschuwing tegen vrijen zonder condoom, maar ook tegen lichtgelovig vertrouwen in zogenaamde geneesmiddelen die niet werken: 'AZT, Tritherapie, rifadine, ethamboivid/zalcitabine, zidovudine, tamivudine, MM1, MM2, het gebed, ...etc... etc... al die geneesmiddelen zijn niets anders dan kalmeermiddelen.'
– Het zogenaamde aids-vaccin MM1 was een prestigeproject van Mobutu, die er zichzelf eeuwige roem mee hoopte te geven. Niet meer dan een 'wonderpoeder', kwakzalverij.
– Niet alle schilderijen zijn stripachtig of cartoonesk.
– Nee, boven hangt een apocalyptisch visioen van Bodo: Vliegtuigcrash in Kinshasa.

– Vliegtuigcrash? Daarvoor hoef je niet in Kinshasa te zijn, die komen overal voor.
– Hier was het toestel dat crashte bij het opstijgen overladen. De luchthaven van N'Dolo ligt midden in Kinshasa en op het eind van de landingsbaan is een markt.
– Je kunt je het bloedbad voorstellen. Die onderste strook 'corps morcelés' is hallucinant geschilderd.
– In de rechter benedenhoek heeft de schilder een bijbelcitaat geschreven: 'Want alle stervelingen zijn als gras en heel hun pracht is als een bloem op het veld. Het gras verdort, de bloem valt af.'
– Zingeving aan het zinledige.
– Of een aanklacht?
– Zoals een van de eerste schilderijen in deze tentoonstelling: 17 jan. 1961. Het einde van een held.
– Naïef van schilderwijze en compositie. Een douanier Rousseau die verder gaat dan bloemen, leeuwen en bijtjes. Een mokerslag, dichtbij huis.
– 'Tué par Bob-Denard' staat eronder. Is die moord niet nog altijd onopgehelderd?
– Er hangen verschillende schilderijen over Lumumba. Eigenlijk moet je ze chronologisch van rechts naar links bekijken, dus tegen onze leesrichting.
– Daar zeg je wat. Van rechts naar links.
– 'Ze weten verdomd goed waar ze aan toe zijn', zei J. me daarnet toen hij hier in de tentoonstelling rondliep. En hij verwees naar een oud-missionaris die hem vertelde dat de altijd lachende Congolees maar schijn is: eronder schuilt veel pessimisme.
– Je zou voor minder pessimistisch worden.
– Heb je in de andere tentoonstelling, met hedendaagse kunst, dat schilderij van Sapin-Art over het volk en de volksvertegenwoordiger gezien?
– 'L'élu du peuple' met die halfnaakte vrouw op schoot?
– Ja, ondanks zijn gsm een tijdje onbereikbaar voor degenen die in nood zijn.
– Tiens, waar zijn we?




O Congo, 50 jaar onafhankelijkheid in 50 schilderijen en Futur Congo, de Warande, Turnhout (tot 6 juni 2010)

maandag 17 mei 2010

Praten met bomen



... een en al oor.

maandag 10 mei 2010

Privacy in het publiek

Volgens de cultuursocioloog Norbert Elias wordt de westerse samenleving in de loop der eeuwen gekenmerkt door een toenemende privatisering. Wat we vroeger samen in het openbaar deden – vrijen in de middeleeuwse badstoven, je behoefte doen op een gezamenlijke plank met gaten, met dertig of meer liggen te lijden of te herstellen in een ziekenzaal – doen we nu zoveel mogelijk privé, zonder pottenkijkers. De Franse kunstenares Sophie Calle (*1953), van wie t/m 16 mei een overzichtstentoonstelling loopt in De Pont (de tot museum omgebouwde gewezen wolspinnerij in Tilburg), lijkt er in haar werk op uit te zijn, de grens tussen wat persoonlijk is en wat publiek voortdurend te overschrijden. Nu is grensoverschrijdend gedrag – in de kunst wel te verstaan – bijna synoniem voor vooruitstrevendheid en kwaliteit. Of dat zonder meer voor Calles werk geldt, zou ik willen betwijfelen.

Talking to Strangers luidt de titel van de tentoonstelling, gebaseerd op een van haar vroege werken. Iets wat moeders vroeger (en nu niet minder) hun kinderen ten stelligste afraadden. Blijkbaar zo stellig dat we het als volwassenen helemaal hebben geïnterioriseerd. Bekijk maar eens mensen in een lift, bij een bushalte, in een treincoupé of in een wachtkamer. Er wordt zorgvuldig afstand gehouden, tenzij er iets bijzonders gebeurt. Sophie Calle heeft er zo te zien weinig last van. Ze vindt een adresboekje van een Franse regisseur op straat, kopieert het, zoekt contact met iedereen die erin staat en publiceert wat ze over de eigenaar te horen krijgt in 28 dagelijkse afleveringen van de Franse krant Libération. (De man in kwestie is zo razend dat hij weerwraak neemt door de krant te dwingen een naaktfoto van de kunstenares te publiceren.) De krantenpagina's van The Address Book (1983) hangen netjes in een van de wolhokken van het museum, op die laatste foto na.

In 1979 volgt ze willekeurige passanten door de straten van Parijs. In hetzelfde jaar nodigt ze een veertigtal mensen, meestal wildvreemden, uit om enkele uren in haar bed te komen slapen. The Sleepers documenteert de slaapsessie met foto's en commentaar over hun slaapgedrag. De hoofdmoot van de tentoonstelling is de veelomvattende foto-, video- en tekstinstallatie Take Care of Yourself, die ze voor het eerst in 2007 op de Biënnale in Venetië toonde. 'Prenez soin de vous' is de niet bijster originele slotzin van een lange e-mail waarmee haar toenmalige geliefde hun relatie had verbroken. Calle legde die persoonlijke en pijnlijke brief voor aan 107 vrouwen. Onder hen een schooljuffrouw en een romanschrijfster, een psychiater en een specialiste vrouwenrechten bij de VN, een taalkundige en een relatietherapeute, haar eigen moeder, een actrice, een cartooniste, een helderziende en een danseres. Zelfs een (ik neem aan eveneens vrouwelijke) pratende papegaai.

In plaats van haar eigen reacties of gevoelens te uiten, laat ze anderen – elk vanuit hun professionele deskundigheid – met de brief aan de slag gaan. Dat levert een staalkaart van analyse- en expressiemogelijkheden op, een beeld ook van de wijze waarop de werkelijkheid door zoveel wetenschappelijke of artistieke specialisten wordt geïnterpreteerd. Het resultaat van de expertise, in de vorm van een tekst, een schema, een tekening of een voorstelling, wordt samen met een grote kleurenfoto van de 'analiste', haar naam en beroep aan het publiek getoond. Veel inzicht in de brief verschaft die veelvoudige aanpak niet, integendeel. Elk specialisme lijkt in een eigen wereld te leven, het eigen denkkader nauwelijks te overstijgen, slachtoffer te zijn van de moderne arbeidsdeling. Het wordt een tegelijk collectieve en erg narcistische bedoening, die al gauw gaat vervelen. Het indrukwekkendst zijn nog de op schermen getoonde actrices en danseressen die 'iets' met de brief doen. De oude Jeanne Moreau bijvoorbeeld leest hem superieur voor terwijl ze af en toe van haar sigaret rookt en een trefzeker commentaar uit. 'Tellement peur de la vie!' verzucht ze op een bepaald moment met aplomb.

Calles eigen reactie ontbreekt zo goed als helemaal. Alleen in een opgenomen sessie bij de relatietherapeute – links zij in een stoel, rechts een lege stoel met de e-mail, offscreen de stem van de therapeute – neemt ze deel aan een 'gesprek' dat er natuurlijk geen is. Daarvoor had de geliefde erbij moeten zijn. Sophie Calle lijkt de persoonlijke verwerking te ontwijken, wat paradoxaal is voor iemand die elders zo graag exhibitionistisch of voyeuristisch te werk gaat. Het meeste van wat Take Care of Yourself toont, is meer sociologische documentaire dan kunst, afgezien van de door de e-mail uitgelokte dans- of acteerprestaties, die je echter nauwelijks op haar rekening kunt schrijven.

De vier werken die mij het meest zeiden, blijken één ding gemeen te hebben. Ze ruilen de professionele zelfverzekerdheid van de andere reacties in voor verstomming. Ze zijn, letterlijk, heel zwijgzaam of zo goed als onleesbaar. Juist daardoor geven ze de bezoeker weer denk-, associatie- en ademruimte die de andere werken haar of hem ontnemen. Het commentaar van Calles moeder wordt van regel tot regel (letterlijk!) waziger, verdwijnt onder het plexiglas alsof het te persoonlijk is om door buitenstaanders gelezen te mogen worden. Drie grote werken bij het begin van tentoonstelling tonen, zwart op wit, de tekst van de e-mail ... in streepjescode, in morsetekens en in stenografie. Zij zijn sterker dan de breedsprakige commentaren en dan de oorspronkelijke e-mail vol literaire clichés, die je elders (helaas alleen in Engelse vertaling) kunt meenemen.

In de door een lange houten gang afgeschermde wolhokken wordt een klein videowerk uit hetzelfde jaar getoond. Het viel me op dat nogal wat bezoekers dat kamertje vlug in- en uitliepen. Pas pu saisir la mort toont iets zeer intiems: de laatste dertien minuten uit het leven van de moeder van Sophie Calle, gefilmd op haar sterfbed. Het zijn uiterst rustige beelden zonder zweem van hevige doodsstrijd. Integendeel, het moment waarop het leven eindigt lijkt ondanks de permanent aanwezige camera aan de aandacht te ontsnappen. Op een bepaald moment zie je een verpleegster een hand voor de mond houden om de adem te controleren, de dochter voelt aan de hals om zekerheid te krijgen. Het werk maakt zijn titel waar, maar geeft ondanks de sereniteit van de stervende moeder – die, zoals men zegt, 'er helemaal klaar voor is' – een onbehaaglijk gevoel. Heb je, als niet-familielid, het recht om hiervan getuige te zijn? Of is je onbehagen slechts een zich als fijngevoeligheid voordoende vluchtreactie voor de realiteit van de onontkoombare en verdrongen eigen sterfelijkheid?

Een wolhok of twee verder zijn een paar werken te zien die ronduit cryptisch blijven voor wie een tekstbordje in de ruimte waar de stervende moeder wordt getoond niet heeft gelezen. Het eerste lijkt een monochroom zwarte rechthoek, tot je er na enige tijd in iets donkerder letters het woord 'souci' in ontwaart. Een ander werk toont het woord 'souci' lichtgrijs op donkergrijs lood, en nog een keer hetzelfde woord gezandstraald op geelachtig papier dat lijkt op perkament. De tegenstelling tussen donker en licht, onzichtbaar en leesbaar, herkenbaar woord en raadselachtige boodschap intrigeert. Zich zorgen maken, wie doet dat niet? Soms meer, soms minder. Levenskunst is waarschijnlijk ook met zorgen onbezorgd verder te leven, alsof de muizenissen er niet zijn. Op het tekstpaneel bij Pas pu saisir la mort staat dat het laatste verzoek van Sophie Calles moeder was: 'Ne vous faites pas de souci'. Bijna overbodig noteert Calle erbij: 'Souci was her last word'.


Een woord zonder context, voortgekomen uit een woord in context. Een bevestiging, die oorspronkelijk werd bezworen in een ontkenning. Loodzwaar, vederlicht. Zwart pigment op papier, gezandstraald lood, haar op hars, gezandstraald papier. Hier pas kreeg ik de indruk dat Sophie Calle echt iets had laten zien van wat haar bezig houdt. Dat ze in stilte – zo goed als onzichtbaar – een grens had verlegd.

zondag 2 mei 2010

Zonder haar

In Düsseldorf, in de bookshop van K21, stond achter de kassa een bijna kaalgeschoren jonge vrouw. Zoals vaker in een dergelijk geval, probeer je dan niet te laten merken dat je van haar opkijkt. In een bookshop zijn kunstboeken de ideale afleiding om niet aan je voyeuristische verlangen toe te geven. Zou ze ziek zijn? Zo zag ze er niet uit. Haar huid was gaaf. Haar gelaatstrekken waren ontspannen. Ze bewoog zich zonder gêne.

Waarom dan? Een genderkwestie? Wat mannen doen, staat ook mij vrij te doen? Protest door anders dan de anderen te zijn, zoals de dandy Charles Baudelaire in de 19e eeuw zijn haar groen liet verven? De tijd van protest lijkt me voorbij, die hebben we gehad. ‘Haalt toch niks uit.' Wie kijkt waar dan ook nog van op (behalve ik, dus)? Anything goes. Protest is design geworden.

Haartooi is een teken. Een teken betekent iets door te verschillen van andere tekens. Ferdinand de Saussure: ‘Dans la langue il n’y a que des différences’. En voor hem was elk tekensysteem een taal. Het was me een raadsel welk soort teken ze wilde geven, en dat ze als vrouw in Duitsland kaalgeschoren verscheen, vond ik des te opmerkelijker. ‘Keck’, zeggen de Duitsers. Gewaagd. Kaalgeschoren werden toch joodse en andere vrouwen in de concentratiekampen, als teken van vernedering? En bij ons, na de Tweede Wereldoorlog, vrouwen die gecollaboreerd hadden?

Die vernedering – hoe onchristelijk ook – staat beschreven in de Bijbel: ‘Maar iedere vrouw, die blootshoofds bidt of profeteert, doet haar hoofd schande aan, want zij staat gelijk met ene, die kaalgeschoren is.’ Deed deze vrouw haar hoofd schande aan? Ze leek er zich goed bij te voelen.

Ik was haar vergeten, toen we tien minuten later buiten op het terras nog een kop koffie dronken en zij, die blijkbaar werkpauze had, daar ook bleek te zitten. In mijn gezichtsveld nog wel. Ik zag haar afwisselend en face en in profiel, want soms ging ze verzitten om de zonnestralen niet te missen. Ze las een tijdschrift dat de titel Décor droeg en, voor zover je dat op meters afstand kunt zien, binnenin minder oppervlakkig was (meer tekst, minder foto’s en reclame bleek te bevatten) dan ik afgaand op de titel had verwacht.

Ze verdeelde haar tijd tussen lezen, van haar kop koffie drinken en een sigaret opsteken. Dat wil zeggen: ze haalde een pakje shag uit haar tas en rolde bedachtzaam zelf haar sigaret, met filter. Ziek zou ze wel niet zijn. Lesbisch leek ze me evenmin. Het viel me op dat ze lange, sierlijke vingers had, als van een pianiste, en grote, verzorgde maar ongelakte nagels.

Toen ik binnen ging betalen, bleek ze vóór me bij de dienster te staan die nieuw was en veel werk met haar had. Ze betaalde met een creditcard, moest tot tweemaal toe een code intikken en wel drie bonnetjes in ontvangst nemen. Allemaal voor één kop koffie.

Misschien viel ze graag op? Of was ze te rijk om nog geld op zak te hebben? Of gewoon vergeetachtig? Ik zal het nooit weten. Hoeveel mensen komen we tegen die we nooit meer terugzien? ‘Une femme passa …’

zaterdag 1 mei 2010

Testament


Ihr aber, wenn es soweit sein wird
Daß der Mensch dem Menschen ein Helfer ist
Gedenkt unsrer
Mit Nachsicht.


Jullie echter, als het zover zal zijn
Dat de mens de mens een hulp is
Gedenkt ons
Welwillend.

Jullie echter, als het zover zal zijn

Dat de mens voor de mens een helper is
Gedenkt ons
Met mededogen.

Maar jullie, als het zo ver zal komen

Dat de mens voor de mens een helper is
Gedenk ons
Met toegeeflijkheid.

Jullie echter, als het zover zal zijn

Dat de mens voor de mens een helper is
Gedenk ons
Welwillend.

Slotstrofe uit Bertolt Brecht, 'An die Nachgeborenen' (1939), vertaald door Stefaan van den Bremt ('Aan de nieuwe generatie'), Martin Mooij ('Aan de nieuwe generatie'), Germain Droogenbroodt ('Aan het nageslacht') en Geert van Istendael-Koen Stassijns-Daniël de Vin ('Aan wie na ons komen')